COLUMN

- Esther Mul
- 7 april 2021
- Column
- 3 minuten lezen
“’Nu weet ik het zeker, GOD bestaat echt’ zei hij!” Het enthousiasme van de tienerleider spreekt boekdelen. Wat hij zegt klinkt me als goede worship-muziek in mijn oren.
Elke ‘goed’ christen-moeder wil dit toch horen over haar puber- zoon/dochterlief?
Hij zit naast mij in de auto. We zijn onderweg naar huis en ik vraag mijn oudste zoon subtiel naar hoe zijn avond was. Ik wil het spectaculaire verhaal van hem zelf horen. “Oh het was wel leuk.”
Dít ga je me niet aan doen, denk ik. En voorzichtig vraag ik door.
Uiteindelijk vertelt hij luchtig dat er tijdens de tieneravond werd gevraagd of er iemand was voor wie er gebeden mocht worden. Hij had die middag een blessure opgelopen aan zijn knie en wilde daar wel voor laten bidden.
Een beetje beschaamd zegt hij: “ik had eerder gebeden dat ik niet weet of GOD wel echt bestaat.”
De pedagogische christenmoeder in mij moet hem gelijk even laten weten hoe goed het van hem was om dat tegen GOD te zeggen en dat hij best mag twijfelen.
Maar ik moet mijn mond weer houden, want hij gaat verder:
“Vanavond heeft Hij mijn knie genezen toen er iemand voor bad.” Nog steeds klinkt hij alsof hij vertelt hoe zijn standaard schooldag ging.
Maar ik juich…. stilletjes van binnen dan. Vooral niet té enthousiast doen.
Na het gebed was er tijd voor getuigenissen geweest en na enig aandringen was zoonlief naar voren gegaan en vertelde het hele verhaal aan de groep.
De volgende morgen gaat het wonder nog even door. Puberzoon staat al eerder dan ik helemaal klaar voor de kerk…! ‘t Enige is; dat we door hem toch nog bijna te laat kwamen, omdat hij niet kon kiezen welke bijbel hij mee wilde nemen…
Ik ben blij. Niet omdat hij zo goed is, of omdat ik het zo goed heb gedaan. Helemaal niet. Ik schiet vaak genoeg te kort.
Mijn ideaal plaatje is dat ik regelmatig met mijn zonen aan tafel de meest diepgaande en open geloofsgesprekken heb. De realiteit is dat ik vaak wat af stuntel als ik probeer iets duidelijk te maken. Soms maakt 1 van de 2 er nog een grap over ook…
Maar soms pakken ze het, ondanks mijn gestuntel, toch goed op.
Pubers en geloven in GOD… ik dank GOD regelmatig dat het Zijn kinderen zijn en niet de mijne. Ik heb ze ‘maar te leen’.
Het stelt mij heel vaak gerust, want dat betekent dat de jongens GODs verantwoordelijkheid zijn. Een verantwoordelijkheid die ik Hem maar wat graag geef.
Ik doe mijn best, GOD doet de rest.
Zoonlief is geen über-christen geworden na die avond. Feitelijk is er uiterlijk gezien niks veranderd. En die zondagmorgen was een eenmalige actie. Nu klaagt hij weer als vanouds als hij ‘zo enorm vroeg’ zijn bed uit moet.
Als ik heel eerlijk ben denk ik dat dat wonder meer voor mij bedoeld was, dan voor hem.
Als een soort geruststelling van onze hemelse Vader voor deze soms beetje-bezorgde-christenmoeder.